Vanuit een geometrisch patroon op een vlakke staalplaat ontstaat de ruimtelijke vorm door het staal in te zagen, te buigen, te draaien, op te rekken, etc. De vorm groeit als het ware langzaam uit zijn geometrisch grondpatroon. In dit proces krijgt het object zijn karakter door de imperfecties en eigenaardigheden die ontstaan. Het ontstijgt zijn rationele grondpatroon en komt tot leven.